Ik maakte mooie cirkels met mijn handen
“Volgende week moet jij mee,” zei ze triomfantelijk.
Ik wist dat die dag een keer zou komen, maar nu het bijna zover was, had ik toch mijn bedenkingen.
“Waarom ook alweer?” vroeg ik.
Ze vertelde iets over verschillende ademhalingstechnieken en ik probeerde me er een voorstelling bij te maken. Maar dat lukte niet erg.
“Maar wat gaan we dan precies doen?” vroeg ik.
“De weeëndans,” zei ze.
“De weeëndans?”
Ze knikte.
De weeëndans. Ik wist niet of ik daar nu om moest lachen of huilen.
Lachen leek me beter.
“Wat moet ik eigenlijk aan?” vroeg ik, toen het moment was aangebroken.
“O ja,” zei ze, “de lerares vroeg of je witte sokken wilde aantrekken. In verband met de vloerbedekking.”
Ik trok witte sokken aan, al moest ik daar wel even naar zoeken.
“Trekken de andere mannen ook witte sokken aan?”
Ik wilde natuurlijk niet mèèr voor gek lopen dan strikt noodzakelijk.
Ze zei dat ik niet zo moest zeuren.
Alles was wit in de yoga-ruimte: de lerares, de matjes, de muren, het Boeddha-beeldje, de gordijnen en alle handdoeken van de andere cursisten. En alle sokken – gelukkig maar.
Mijn vriendin en ik legden onze knaloranje en knalblauwe handdoek neer en we konden beginnen.
De lerares praatte rustig en kalm, met veel lange tussenpozen. Ze was de rust zelve.
We begonnen met een oefening waarbij iedereen zijn ogen dicht moest doen. Daar hou ik helemaal niet van, dat is mij alweer veel te vaag. Maar goed, ik had mezelf voorgenomen om goed mijn best te doen. Dus als de lerares zei dat ik de zwaartekracht moest voelen, dan deed ik dat. En als ik mijn handen moest laten stralen van warmte, dan liet ik mijn handen stralen.
Hier en daar hoorde je een gniffel, maar niemand kreeg de slappe lach. Er was uberhaupt weinig geluid.
We hielpen elkaar met ademhalen, we voelden elkaar en we masseerden elkaar. En de lerares gaf om de twee minuten een serene aanwijzing. Het meeste gebeurde nog steeds met onze ogen dicht.
“Goedzo,” zei de lerares, “maak die cirkelende beweging met je handen.”
Ik maakte mooie cirkels met mijn handen op de rug van mijn vriendin.
“Je kunt af en toe aan je partner vragen of het goed voelt,” zei de lerares.
Niemand zei iets, dus toen vroeg ik het maar aan mijn vriendin: “Voelt het goed?”
Er werd wat gegniffeld, dus ik hield mijn mond maar weer. Ik wilde de anderen natuurlijk niet uit hun concentratie halen.
Even later was de weeëndans aan de beurt, maar deze viel heel erg mee. Dat was gewoon wat heen en weer wiebelen op je voeten. Gewoon, met je ogen open.
Deze column werd geschreven door David. David is vader van een zoon en dochter en schrijft ook columns voor MoedersinGroningen.nl. Check ook zijn website.
Geef een antwoord