‘Gijs! GIJS! GIIIIJJJJJSSS!!!!!’, gil ik met een bezweet voorhoofd. ‘Jij. Gaat. Nergens. Heen. Blijf. Bij. Me. Alsjeblieft. Gijs?’ Gijs kijkt me wat onzeker aan. Ik klief mijn nagels in de rug van zijn hand. Mijn schreeuwen gaat langzaam over in huilen. Hij doet alsof hij het niet voelt. Alsof hij niet in z’n broek schijt van angst. Alleen, in die ziekenhuiskamer, met een barende vrouw. 

Mijn vriend is papieren invullen, dat schijnt erbij te horen. Na 12 uur weeën en 1,5 cm ontsluiting besloot ik dat ik wel wat hulp kon gebruiken. Maar voor ik eindelijk die ruggenprik mag, moeten er dingen geregeld worden. Omdat ik niet alleen durfde te zijn, ruilde ik mijn vriend tijdelijk in voor Gijs. Co-assistent, getuige van zijn eerste bevalling en net te langzaam om aan mij te ontsnappen. 

Gijs heeft op school dingen geleerd over puffen. Terwijl ik zuchtend, steunend en kreunend de wee opvang, hangend aan allerlei draden, probeert Gijs die kennis op mij over te brengen. ‘Kijk zo’, zegt hij. ‘Puf puf puf, deze wee komt nooit meer terug.’ Ik overweeg hem in elkaar te slaan, maar snap zelf ook wel dat dat niet lukt. Daarom sis ik, als ik sis ben ik echt boos, dat hij zich er niet mee mag bemoeien. Gijs knikt en houdt wijselijk zijn mond. 

Mijn vriend komt terug, maar voor Gijs is er geen ontsnappen aan. Ik moet meteen weg voor de ruggenprik en Gijs wordt meegestuurd. Ergens ben ik opgelucht. Gijs en ik zijn toch een beetje bondgenoten worden. 

Van de anesthesist moet ik rechtop zitten terwijl hij tijdens een wee de ruggenprik zet. Ik zie maar één uitweg. Ik stort me letterlijk in de armen van die arme Gijs. Snikkend duw ik mijn gezicht in zijn witte doktersjas, terwijl ik probeer om heel stil te blijven zitten. Hij slaat zijn arm wat onhandig om me heen en mompelt dingen als: ‘het gaat heel goed’ en ‘bijna’. Na een kwartier kom ik in een oase van rust. De pijn ebt langzaam weg en Gijs en ik nemen afscheid. 

Weer 12 uur later krijg ik een mooie dochter, en eerlijk, Gijs ben ik allang weer vergeten. Tot hij de volgende dag aan mijn bed staat. Hij nog steeds een beetje bedremmeld, ik een beetje verlegen. Als onze ogen elkaar eindelijk vinden, zeg ik: ‘Gijs? Sorry nog voor gisteren.’

Nog voor Gijs iets kan zeggen, komt de gynaecoloog lachend tussen beide: ‘Gijs heeft nu eindelijk echt meegemaakt hoe een bevalling gaat, hartstikke goed voor hem.’ We kijken elkaar nog een laatste keer aan en geven elkaar een kort knikje. En dat was dat. Mijn redder in nood gaat nieuwe barende vrouwen bijstaan. Als hij nog durft.
Door Suzanne